ARTISTIEK PEDAGOGISCH PROJECT
HET INDIVIDU
VRIJHEID
LOTGENOTEN
VERWONDERING
ONDERZOEK
UITBEELDEN
KUNST
CONFRONTATIE
EN ONDERSTEUNING
eigen waarden en normen hanteren
werken zonder druk en weg van de gewoonte
werken onder gelijken, spreken in dezelfde taal
door aandacht voor wat je treft
naar het vertalen van eigen ervaringen
wat je niet kunt zeggen of schrijven
passie voor kunst, kunst door passie
communicatie met beelden
VOORAFGAAND
Binnen het landschap van de Vlaamse kunstacademies heeft ook de kunstacademie van Tielt gezocht naar een herkenbaar profiel en een eigen gezicht. Zij is geëvolueerd vanuit de 19de eeuwse opvattingen waarbij vakmanschap, techniek en het ideaal schoonheidsbegrip centraal stonden en heeft er sedertdien naar gestreefd openlijk afstand te nemen van wat heette de academie voor Schone Kunsten. Het ars imitat naturam - principe zal bijgevolg reeds lang afgedaan hebben.
WERKVELD
Omdat haar werkveld gemakkelijk vertaald wordt als alles wat met kunst en cultuur verband houdt en dus creativiteit impliceert, wenst de academie bij deze echter ook haar maatschappelijke rol te onderschrijven, zich te engageren en betrokkenheid te tonen in sociale, ethische en pedagogische materies. Zij meent bijvoorbeeld dat er in sommige opzichten in de maatschappij een plek dient gevrijwaard te worden van de maatschappij zelf. In het bijzonder van de vanzelfsprekendheden in deze, maar ook van de gangbare waarden en normen. Dit wil zeggen dat wij ergens, wat wij in de maatschappij beleven en ondergaan, moeten kunnen vertalen in een taal die wij kennen of hebben leren hanteren. Om redenen die wij zelf uitmaken, weze het dat wij rust zoeken of chaos, vrijheid of beklemming, liefde of haat.
De academie is dus een plek waar we tijdelijk afstand nemen en ons gevoel laten spreken. En wat we zeggen, zeggen we met het beeld. Dit tonen we aan de maatschappij of aan wie het wil zien en voelen. De academie wil dus een communicatiemiddel zijn en dus een sociaal evenement. Haar kracht en bestaansreden wortelen in het vrij maar kritisch kunnen functioneren, onder gelijken en zonder druk van buitenaf. Dit betekent vooral dat wat er gebeurt niet moet gebeuren volgens zekere programma’s en welomschreven recepten, maar dat in wezen alles mogelijk is. Haar relatie met kunst is gevoelig, en onthult haar eigenlijk doel. Hoewel weinig van wat binnen haar muren wordt gecreëerd verreikend of dieprakend is, wordt op zeldzame momenten en wanneer alle voorwaarden vervuld zijn, toch de status van kunst bereikt. Dan is de academie ook op haar best. Proberen daar een vruchtbare bodem voor te zijn is niet alleen haar bestemming, maar ook haar passie. Het nadenken over hoe kunst in haar rangen zou kunnen ontstaan, er zou kunnen broeden, bezielt haar doen en laten. Het is aanzet tot debat, tot confrontatie en exhibitie.
Zij is er zich bijgevolg bewust van dat haar bekommernissen in wezen enkel de fundamenten van kunst kunnen dienen: authenticiteit, schepping en de dialoog met het actuele. Ze zal dus uitzonderlijke aandacht schenken aan dat eigene, aan dat individu, en uitzonderlijke aandacht voor wat dit kan creëren en wat de weerslag daarvan is in deze of gene omgeving, in deze of gene tijd. Hierin schuilt meteen, en in algemene zin, de kiem en de manifestatie van de eigen cultuur. De individuele creatie kan, wanneer ze bijzonder is, gemeengoed worden en dus erfgoed. Ze kan een symbool worden, of een monument. Een baken of een pijler.
De daadwerkelijke uitvoering van haar doelstellingen, met name de specifieke begeleiding van die individuen, is voor rekening van de leraars. Zij zijn degenen die binnen het onderzoek de middelen en de sleutels aanreiken. Ze zijn de kwaliteitsbewakers en zorgen ervoor dat hun leerlingen niet in een impasse geraken, zich klem rijden of terugvallen in zekerheden. Ze stimuleren het rijpingsproces en leven zich in, in de leefwereld van hun leerlingen waardoor bij hen een visie kan ontwikkeld worden. Vanuit hun status als kunstenaar zullen zij hun ervaringen opentrekken en overbrengen aan de leerlingen. Zij stellen zich met andere woorden ter beschikking, ze engageren zich opdat een soort wederzijdse beïnvloeding kan ontstaan. De leerlingen zijn degene die impulsen wensen te ontvangen, ervaringen wensen te delen, een brug wensen te slaan, een horizon wensen te verbreden. De academie is dus een bepaald aanstekelijk microklimaat waar geven en nemen in het vaandel wordt gedragen. De leraar is hier de organisator. Hij maakt ontdekken mogelijk, zien en scheppen. Ook herontdekken, herzien en herscheppen.
In de academie zijn de leraars dus kunstenaars en krijgen daarom juist en met nadruk de noodzakelijke ruimte. Anderzijds zijn zij ook kunstenaars die bewust gekozen hebben voor een band met de academie (bijvoorbeeld omwille van de interactie met de leerlingen, bijvoorbeeld omwille van werkzekerheid). Zij zijn dus vrij, maar ook gebonden door een vorm van discipline (bijvoorbeeld door het tonen van respect en rijpheid of het nemen van verantwoordelijkheid). Dit dubbelzinnig statuut is een uitdaging die door alle partijen doelbewust wordt aangegaan. Mogelijke conflicten zullen daarom worden besproken in overleg, en met open deuren. Ze kunnen ontstaan en worden verwacht bij het zoeken naar een evenwicht tussen individuele en collectieve vrijheid. De vrijheid van de kunstenaar zal echter nooit de oorzaak zijn van deze conflicten, wel bijvoorbeeld een misbegrijpen van die vrijheid.
COMMUNICATIE
De academie gaat er van uit dat het de nood aan een bepaald soort communicatie is die sommige mensen tot haar brengt. En het mag gesteld worden dat deze geïnteresseerden allemaal iets willen toevoegen aan hun wereld en dat ze dit ook graag willen tonen en in vraag stellen. Deze communicatie is daarom een bijzondere vorm van confrontatie.
Het wordt bijgevolg van groot belang geacht, dat er binnen haar muren over een uitgebreid forum kan beschikt worden. Juist daar omwille van de directe confrontatie met collega’s, vrienden, leraars en academie-getrouwen. En uitgebreid om tegemoet te komen aan alle denkbare ziens- en handelswijzen. Daarenboven dient dit medium toegankelijk te zijn voor gelijkgezinden van buiten de academie, voor zoekenden uit andere academies en uit de maatschappij in het algemeen. Hier lenigt de academie een nood. Het forum wordt niet enkel als een etalage gezien, maar ook als een spreekstoel, een debat, een labo, een arena, een scherm, ... en dus een plaats van dialoog. Haar wens overstijgt bijgevolg de vorm van een gastgalerij. Projecten van allerlei slag moeten er mogelijk zijn. Wellicht dient er zelfs een winkel- of museumfunctie aan verbonden te zijn, een café of mediatheek, een virtuele galerij , een uitgeverij ....
INFRASTRUCTUUR
Voor de uitbouw van haar infrastructuur is de academie afhankelijk van het schoolbestuur. Ze zal zich dus moeten aanpassen aan de regelmaat waarmee de nodige middelen ter beschikking gesteld worden, maar wil desalniettemin hier haar streefdoel bekend maken en tevens haar bereidwilligheid om dit doel in fasen te realiseren. Ze zal het echter een verlies vinden indien niet bij elke stap, elke nieuwe investering, deze bestemming voor ogen gehouden wordt en weer een stukje ingevuld.
De academie ziet haar ideale werkomgeving als een plek met technische en ruimtelijke mogelijkheden. Ook als een oord waar vrijheid een feit is, maar verbonden aan een intentie. Een plaats waar communicatie zeer belangrijk is en dus moet mogelijk gemaakt en gestimuleerd worden. Ook een oord waar het individu, zijn eigenheid en zijn schepping heilig zijn. En waar respect is voor alles en iedereen. Zij heeft het hier dus over een vloeibare ruimte waar diverse handelingen naast elkaar kunnen gebeuren en mekaar beïnvloeden. Een open ruimte die enkel en eventueel om technische of persoonlijke redenen kan verdeeld worden. Een gebouw omringd en doordrongen van ontmoeting.
NU
Momenteel leeft in haar kringen de overtuiging dat zij eerder een plaats wenst te zijn waar aan onderzoek wordt gedaan. Onderzoek naar de bronnen en de mogelijkheden van de individuele beeldende expressie, naar stimuli voor de verbeelding. Een atelier waar kunst zowel het bindend- als het bevrijdend middel kan zijn. Met deze ingesteldheid wil de academie zich bijgevolg verder ontplooien tot een creatief forum dat gericht is op alle leeftijden en gezindheden, dat actief is in een brede culturele en sociale context, en daarbij over een gepaste omgeving en de juiste middelen beschikt.
De academie is daarom een atelier of zelfs laboratorium waar het zichtbaar maken en/of materialiseren aan de orde is. Dit gebeurt door gestalte te geven aan betekenis en/of waarde op een individuele manier, en dus door zijn verbeelding te laten spreken. Concreet wordt dit gedaan aan de hand van een zekere werkwijze, een hanteren van materiaal en/of gereedschap: de middelen. Het betekent dat wij onderzoeken wat ons verwondert en wat ons treft. Hoe dit gebeurt en wat dit gebeuren inhoudt. Verder wat wij niet onder woorden of klanken kunnen brengen en hoe wij dit dan wel uitbeeldbaar kunnen maken.
We noemen het soms het openen van de ogen, soms afstand nemen, maar ook heroriënteren of confronteren. Het gaat echter steeds over het aanleren van een taal waarmee we ons plastisch- zintuigelijk willen uitdrukken. Een taal van metaforen, van vormen, texturen en kleuren. Een taal die zowel suggestief als inspirerend kan zijn, maar steeds met beelden die een blauwdruk zijn van onze ziel. Onze zoektocht leidt ons dus naar onszelf, en hoe we ons verhouden tot de wereld, de dingen en tot dat wat is.
WERKPLAATS
Binnen het kader van deze bezinning zal duidelijk zijn dat de academie zich niet zomaar een school wenst te noemen maar eerder een werkplaats, en dat bijgevolg binnen haar muren een andere taal zal gesproken worden, met een aan haar denkpatronen aangepaste terminologie. Haar administratieve structuur blijft voor alle duidelijkheid aansluiten bij de klassieke schoolstructuur. De stad Tielt is het schoolbestuur, de Vlaamse Gemeenschap de subsidiërende overheid.
In klassieke termen heeft de academie dus leerlingen en leerkrachten. Naast de hoofdvestigingsplaats zijn er vestigingen in omliggende gemeenten. En er is de 1° graad (6-7 jaar), de 2° graad (8-11 jaar), een 3° graad (12-17 jaar), een 4° graad (18+) en een specialisatie (18+). De laatste drie met verschillende opties. Vastgesteld wordt dat naast het verschil in middelen, schaal en betrachtingen, ook de manier waarop de groep of de leerlingen benaderd worden zeer uiteenlopend is naargelang de graad. Terwijl in de 4° graad en specialisatie gekozen wordt voor een individuele begeleiding, verkiest men in de 1°, 2° en 3° graad een meer klassikale aanpak.
Jonge kinderen zien bijvoorbeeld veel lijflijker, en ze leven in een collectiever wij. De individualiteit waarop de 4° graad en specialisatie is gericht, en die de drager is van onze visie, ontwikkelt pas later. Het deeltijds kunstonderwijs is voor jongeren eigenlijk een aanvulling op het dagonderwijs, een verruiming van de ontwikkeling in het algemeen en van de zintuigen in het bijzonder. Zij kunnen er op een bijzondere manier begeleid worden bij het kanaliseren van hun gevoelens, ze worden er gestimuleerd om assertief te zijn, kritisch, bewust en bedachtzaam. En hierop wordt veel gewerkt. In de 4° graad en specialisatie is er een tendens om een algemenere benadering van de beeldende vorming te betrachten dan de huidige opties.
In deze veralgemening wordt dan voor ogen gehouden dat elke leerling toegang kan krijgen tot elk atelier en contact met elke leraar. Vlotte en spontane samenwerkingen tussen verschillende groepen staan daarvoor in de nabije toekomst voorop, plus een langzaam verdwijnen van de grenzen van de specifieke werkplaatsen die nu als eilandjes binnen de academie fungeren. Dit vakoverschrijdend denken is momenteel slechts beperkt van toepassing, en zal, wil het kunnen volwassen worden, het handelen van elke dag moeten beheersen en haar weerslag vinden in elke beslissing, op elk niveau. De academie meent dit gedurfde doel te mogen nastreven, omdat elke dag weer de complementariteit tussen de ateliers en leraars blijkt, en omdat het artistieke denken zich in deze eeuw niet meer kan permitteren binnen enge grenzen te laveren. De leerlingen zelf hebben een groot interessegebied en de nood aan expressie kan slechts binnen een zeer ruim kader gelenigd worden. In eerste instantie wordt aan een vakoverschrijdend atelier gedacht, met adres, éénduidige filosofie en structuur.
Voor de 4° graad en specialisatie is deeltijds kunstonderwijs een aanvulling op een al enigszins ingevuld leven. Mogelijkheden die eerder niet ontwikkeld werden, worden nu onder passionele druk gecultiveerd en gekoesterd. Deze aanvulling is soms een tegengewicht, en soms ook een uitweg. In bijzondere gevallen leidt ze tot een geheel nieuwe wending in het leven van de volwassen leerlingen.
WAARDERING
Geheel in het verlengde van dit forum, wenst de academie ook het medium te zijn waar geïnteresseerden – en dus degenen die dit wensen van binnen en buiten de academie - hun projecten kunnen laten evalueren. Zij zal zich daarom zo organiseren dat een deskundig en dus professioneel waardeoordeel kan worden uitgesproken. Concreet betekent dit dat de nodige middelen aangewend en de geschikte personen betrokken worden. En tevens dat ten allen tijde amateurisme vermeden wordt. In de ateliers 1°, 2° en 3° graad dienen de leerlingen echter nog te leren omgaan met dit medium. De betekenissen van waarde en waardering dienen hen nog bijgebracht te worden. De begeleider zal hier een belangrijke rol in spelen en de taak van de academie is dit leerproces te organiseren.
Volledig los daarvan wenst de academie ook zichzelf te evalueren, zichzelf in vraag te stellen en zich een spiegel voor te houden. Mogelijkheden: een evaluatie van de opgelegde taken, de evaluatie van de gebruikte methodes, een evaluatie van de samenwerkingen tussen leerling en leerkracht - evaluatie van de resultaten. Al deze items staan ook in voor de invulling van haar visie en moeten dus aan respectievelijke normen getoetst worden. Het moet de bedoeling zijn dit niet enkel in eigen rangen te doen, maar ook weer geschikte personen van buitenaf daarbij te betrekken. Aan elk van deze facetten dient ook een geschikt gewicht toegekend te worden: het ene is al belangrijker dan het andere.
VISIE/DIRECTIE
Alhoewel de academie meer is dan de betrokkenen samen zijn, verwoordt zij in haar visie vooral hun gemeenschappelijke wensen en streefdoelen. Dit wil zeggen dat de leerlingen, leerkrachten en directie dezelfde taal spreken en zich naar de maatschappij, het schoolbestuur en de subsidiërende overheid toe als een eenheid opstellen. De directie is hun woordvoerder en gemachtigd om hun visie uit te dragen en de betrachtingen daarin af te dwingen. Dit betekent dat het beeld dat deze voor zichzelf van de academie heeft gevormd grotendeels of geheel overeenstemt met de globale visie. De persoonlijke bezieling staat bijgevolg voor de gemeenschappelijke. Het betekent echter ook dat hij de taal van de overheden spreekt, want met hen dient te onderhandelen. De directie is ook de beschermheer van de academie. Hij komt op voor de rechten van het individu en behoedt al wat binnen haar muren gebeurt voor al te veel collectiviteit - zeg maar conform gedrag. Hij zet zich in voor de verwezenlijking van een gepaste werkomgeving en werpt een dam af tegen een te grote economische, politieke en administratieve druk.