TENTOONSTELLINGSBELEID
De academie organiseert haar tentoonstellingen in de eerste plaats voor haar studenten. De exposities hebben dan ook geen prestigieus karakter: zij willen geen cliënteel behagen en met spectaculaire thema’s en het presenteren van gerenomeerd werk omwille van het renomé. Het uitgangspunt van elke tentoonstelling staat in het teken van het beeldend onderzoek dat de studenten in het atelier voeren en wil daarin een pedagogische verrijking betekenen: een intuïtieve alertheid aanwakkeren tijdens het maakproces, het spanningsveld tussen functionaliteit en artisticiteit belichten, de impact van het werken in reeksen demonstreren, materialiteit en technieken in al zijn diversiteit aanbieden, enzovoort. Bij de selectie van de kunstwerken in het atelier van de kunstenaar, is kwaliteit de enige graadmeter. Er worden geen werken gekozen louter omwille van het feit dat zij toegankelijk en behaaglijk zijn. Deze afweging kan wel gemaakt worden binnen een kwalitatieve selectie. Een bezorgdheid is immers dat studenten geen verbinding vinden met het getoonde werk of zelfs de tentoonstellingen tout court. Bij de eindselectie wordt een balans gezocht tussen toegankelijk werk en beelden die meer tijd vragen om gelezen en geïnterpreteerd te worden. De groeiende externe belangstelling wordt wel gewaardeerd omdat dit de naam en de uitstraling van de academie ten goede komt.
De directie nomineert uit het lerarenkorps een volwaardige curator, die mensen en beelden samenbrengt in de beschikbare ruimte. De curator kent de mogelijkheden en beperkingen van de tentoonstellingsplek op fundamentele wijze en handelt zowel rationeel als intuïtief volgens haar kenmerken. De grondigheid van een dergelijke benadering wil een spiegel zijn voor de studenten. De tentoonstellingen krijgen mede vorm op initiatief van meerdere docenten binnen de academie, die een mandaat krijgen om een waardevol concept voor te stellen en uit te werken, hun netwerk aan te spreken, hun eigen artistieke praktijk te ontsluiten voor het academiepubliek. Niet alleen wordt belang gehecht aan een algehele betrokkenheid van alle gebruikers van de academie bij het tentoonstellingsbeleid, maar kan het uitlichten en delen van de specifieke expertise en het artistieke onderzoek van de docenten met de studenten in het beste geval leiden tot een vloeiende pedagogische interactie tussen leerkrachten en lerenden over de ateliergrenzen heen. Het lerarenteam bestaat uit een zeer diverse groep kunstenaars, met elk hun eigen technische expertise en hun omgang met de wereld. Samen hebben zij een ontzaglijke bagage aan geestelijke en motorische inzichten en pedagogische ervaring, waar elke gulzige student zich aan kan laven om tot artistieke autonomie en authentieke uitdrukking te komen. Daar waar de lerende voorheen nog een volgende opleiding diende te volgen om met een nieuwe begeleider in contact te komen, wil de academie een simultaan contact stimuleren en zo de grenzen van de atelierruimte in een vroeg leerstadium doorbreken.
De academie wil via het geselecteerde werk haar waardering uitdrukken ten aanzien van de student. In plaats van gratuit te kiezen voor comfortabele, behaaglijke beelden waarvan toeschouwers met een beperkte kijkervaring hun appreciatie zonder schroom durven communiceren, geloven de tentoonstellingsmakers dat elke gebruiker van deze instelling in staat is om, mits voldoende tijd en begeleiding, een opinie te vormen over het getoonde werk van hedendaagse kunstenaars. Zij maken daarbij dankbaar gebruik van het feit dat de exposities enkel gebracht kunnen worden in de wandelgangen van de academie: deze gebruiksruimtes ontvangen dagelijks studenten, die willens nillens geconfronteerd worden met de exposities. De looptijd van de tentoonstellingen (ongeveer een maand) garandeert een incubatieperiode en gunt tijd voor reflectie, herziening en aandacht. Uit de bijna dagelijkse ontmoetingen met het getoonde werk ontstaat geleidelijk aan inzicht over de presentatie, de vorm van elk werk. Deze intensieve kijkervaring kneedt het contact met het kunstwerk tot haar essentiële kern en komt men steeds dichter bij een omschrijving van de communicatiekracht van sommige werken. De academie acht elke student in staat om om te gaan met- en een gedegen mening te formuleren over hedendaagse beeldende kunst. Elke tentoonstelling getuigt dus van respect en waardering van haar ontvangers. Daarnaast wil elke expositie via haar presentatie ook een belang en waardering onderstrepen voor het beeld in haar omgeving. De beschikbare gebruiksruimtes zijn bezwaarlijk een dankbare tentoonstellingsomgeving te noemen, maar vanuit een gedegen selectie in functie van de ruimte, een inzicht in de specifieke kwaliteiten van het getoonde werk en in de omstandigheden die nodig zijn om haar zeggingskracht te optimaliseren, kan dit nadeel omgeschakeld worden in een voordeel. Naast waardering voor de student, respect voor de tijd die soms nodig is, het aanvaarden van de ruimte zoals zij is en de attentie voor de zeggingskracht van het beeld, is de waardering voor de kunstenaar een primordiale voorwaarde binnen het tentoonstellingsbeleid van de academie. De tentoonstellingsmakers vertrekken steevast vanuit een concept, van waaruit werk van kunstenaars gekozen wordt, die intrinsiek rond dat specifieke thema werken. In plaats van dus arbitrair kunstwerken te combineren in functie van een markt of een artistieke tendens, wordt een oprechte waardering uitgedrukt ten aanzien van een beeldend onderzoek. Het louter passief vaststellen dat werk van een bepaalde kunstenaars immanent samenhangt met het vooropgestelde concept, volstaat echter niet. Deze waardering verlangt een groter engagement: na een vooronderzoek, volgt een atelierbezoek en gesprekken met de kunstenaar.
Op termijn wil de academie komen tot een tentoonstellingsbeleid waarbij de initiatiefnemers en de exposanten in direct contact treden met de studenten van de academie. Deelname aan de conceptfase van een tentoonstelling, ondersteuning bij de opbouw van een expositie en betrokkenheid bij de praktische en organisatorische aspecten van het cureren, kunnen bijzonder verrijkend zijn voor studenten in de eindfase van hun opleiding. Een rechtstreeks, informeel contact met de exposanten kan helpen om een zekere hiërarchie tussen ‘amateur’ en ‘de kunstenaar’ teniet te doen.